Eiwit



Een simpel woord van vijf letters maar daar is alles dan ook gelijk mee gezegd.

Eiwit is de bron van het leven en de wetenschappers in Houston springen een gat in de lucht als er bij een van de ruimtereizen op een willekeurige planeet één enkele bouwsteen van een eiwit in de vorm van een aminozuur wordt gevonden. In dat geval is er leven geweest of is er waarschijnlijk leven mogelijk.
Een eiwit is opgebouwd uit vele aminozuren, en elk levend organisme heeft zo zijn eigen specifieke eiwit opbouw. Het gaat dus veel verder dan een verschil tussen een plantaardig eiwit en een dierlijk eiwit.
Lichaamseigen eiwitten van mensen, olifanten, forellen, mais en Koi om maar wat voorbeelden te noemen zijn anders als we kijken naar de samenstelling/verhouding van deze aminozuren.
Sterker nog zelfs de opbouw van de diverse eiwitten van het levende organisme zelf kunnen iets verschillen, zo lijkt het eiwit van een verteringsenzym niet op het eiwit van een orgaan bij het zelfde levende organisme. Deze verschillen zijn echter vele malen kleiner dan bijvoorbeeld het gemiddelde verschil tussen het eiwit uit een maiskorrel en het eiwit van een Koi.
Het verschil wordt niet zozeer veroorzaakt omdat er aminozuren volledig ontbreken maar de verhoudingen tussen de aminozuren zijn onderling anders.

Eiwitten zijn o.a. nodig voor de aanmaak van nieuwe- en reparatie van oude cellen, voor communicatie in de vorm van hormonen, voor de spijsvertering in de vorm van enzymen en als transportmiddel voor diversen stoffen door het lichaam.
Het mag dus duidelijk zijn dat eiwitten essentieel zijn voor elk levend organisme.
In tegenstelling tot groene planten, want die zijn in staat om op een ingenieuze wijze van o.a. stikstof, glucose en mineralen eiwit te maken, moeten andere levende organisme de eiwitten binnen krijgen door simpelweg te eten.
Omdat de eiwitten die gegeten worden feitelijk nooit eender zijn dan de eiwitten die benodigd zijn moeten deze eiwitten eerst volledig in de darm worden afgebroken in afzonderlijke aminozuren eventueel in een tussenvorm die we peptiden noemen.
Dit gebeurt bij een Koi door het temperatuur onderhevige enzym Trypsine. Hoe hoger de temperatuur van ons vijverwater hoe actiever dit enzym wordt en hoe beter dus het eiwit kan worden afgebroken. Vanaf een vijverwater temperatuur van 13 graden neemt deze activiteit sterk af en zullen de eiwitten moeilijker afbreekbaar worden. Deze eiwitten zullen dus op een andere manier het lichaam geheel of gedeeltelijk verlaten.
Via de bloedbaan en lever vinden deze losse aminozuren hun weg door het lichaam en kunnen van deze losse aminozuren vervolgens lichaamseigen eiwitten in welke vorm dan ook aangemaakt worden.
Hoe beter een eiwit dat gegeten wordt lijkt op het eiwit dat moet worden gemaakt hoe efficiënter dit kan gebeuren.
Even theoretisch gezegd, zou een maiskorrel bestaan uit 1 enkel eiwit dan kan een Koi, omdat dit eiwit dusdanig afwijkt, hiervan geen enkel lichaamseigen eiwit kunnen aanmaken omdat er van 1 specifiek aminozuur simpelweg te weinig is.
Er zijn in dit geval minimaal 2 maiskorrels nodig om 1 lichaamseigen eiwit te kunnen maken. Je zou in dit geval mogen zeggen dat de theoretisch eiwit benutting van een maiskorrel voor een Koi rond de 50 % ligt. Wat er met het overschot gebeurd van de overige aminozuren laat zich raden.
Het is dus een grote noodzaak dat een voerfabrikant precies weet hoe de eiwitten van zijn grondstoffen zijn opgebouwd in kwaliteit en samenstelling en hoe hij deze moet combineren zodat de ingenomen eiwitten zo volledig mogelijk kunnen worden benut en er dus weinig van deze eiwitten als niet bruikbaar verloren gaan.
In dat geval zal het de Koi en de waterkwaliteit ten goede komen.

Chikara Koi